Hoe kun je de waarde van een bedrijf bepalen? Bijvoorbeeld in geval van overname? Hier ga je drie veelvoorkomende methoden leren: op basis van intrinsieke waarde, rentabiliteitswaarde en discounted cashflow. Lees verder…
Waardebepaling bedrijf op basis van 3 methoden
Hieronder vind je de uitleg van drie veelvoorkomende methoden om de waarde van een bedrijf te bepalen.
Methode 1 – Intrinsieke waarde
Bij het bepalen van de intrinsieke waarde wordt gekeken naar de waarde van het eigen vermogen van het bedrijf. Het eigen vermogen van het bedrijf is te berekenen door de waarde van de activa te verminderen met de waarde van de passiva. Hierbij is het belangrijk dat de volledig afgeschreven activa ook worden meegenomen.
De intrinsieke waarde is in principe de minimale waarde van een onderneming. Een bedrijf kan wel degelijk een positieve waarde hebben, ook al lijden ze verlies. Bij een dienstverlenend bedrijf is de intrinsieke waarde bijvoorbeeld veel lager dan de waarde die het heeft als je de winst mee zou berekenen, want het heeft vaak alleen een kantoortje en wat inventaris.
Het bepalen van de intrinsieke waarde van een bedrijf is belangrijk om de waarde van de goodwill te berekenen. Bij een bedrijfsovername wordt ook een bepaald bedrag aan goodwill betaald. Door de intrinsieke waarde van een bedrijf te berekenen, kan worden nagegaan hoeveel goodwill er wordt gevraagd.
Voordelen intrinsieke waarde
- Bepalen wat het bedrijf boekhoudkundig waard is.
- Bepalen van de goodwill.
Nadelen intrinsieke waarde
- Door te spelen met de waardes op de balans, kan de intrinsieke waarde worden verhoogd.
- Een balans is een momentopname en daarom is het bepalen van de intrinsieke waarde ook een momentopname.
- Financiële verplichtingen staan niet in de balans.
- Het zegt wel wat over het bedrijf, maar het zegt niet iets over hoe goed ze het doen.
Methode 2 – Discounted cashflow
Bij de Discounted cashflow-methode (DCF) wordt er naar de toekomstige geldstromen gekeken – in tegenstelling tot de andere methoden waarbij er gewerkt wordt met historische gegevens.
De achterliggende gedachte is om te kijken of na overname nog steeds aan de verplichtingen kan worden voldaan.
Overigens moet er bij deze methode worden gekeken naar de vrije kasstroom, dit is het verschil tussen de verwachte inkomende en uitgaande kasstromen. Deze vrije kasstroom wordt vervolgens op basis van een prognose voor een aantal jaren bepaald. Dit wordt de scenarioperiode genoemd.
Ervan uitgaande dat een bedrijf oneindig lang zal bestaan, wordt nog één vrije kasstroom bepaald voor de tijd na de scenarioperiode – dit wordt ook wel de restwaardeperiode genoemd.
Wanneer de kasstromen geprognotiseerd zijn, dienen deze contant te worden gemaakt met behulp van een te bepalen kostenvoet. De enige stap die dan nog rest, is al deze contante kasstromen bij elkaar op te tellen. De uitkomst hiervan is de waarde van het bedrijf volgens de DCF-methode.
Het is wel belangrijk dat de juiste cijfers worden gebruikt want een klein verschil kan tot een groot verandering in de eindberekening leiden.
Voordelen discounted cashflow-berekening
- Kijkt naar de toekomst in plaats van historische gegevens. Omdat bij een daadwerkelijke overname de jaren daarop essentiëler zijn dan wat reeds gepresteerd is.
- Deze methode gebruikt kasstromen en niet de winst. Aangezien de winst er beter uitziet dan deze echt is, is het gebruik van kasstromen objectiever.
Nadelen discounted cashflow-berekening
- Bij deze methodiek worden toekomstvoorspellingen gedaan. Uiteindelijk kunnen deze later altijd anders uitvallen waardoor de waarde zal veranderen.
- Het is een ingewikkelde methode om de waarde van een onderneming te bepalen.
Methode 3 – Rentabiliteitswaarde
Bij de rentabiliteitswaarde wordt er naar zowel het verleden als de toekomst gekeken. De contante waarde van de te verwachten winst wordt hiermee bepaald.
Stap 1: bepaal de ‘normale winst’ op basis van gemiddelde en genormaliseerde winsten uit voorgaande jaren en verwachtingen voor de toekomst. Dit moet de winst na belasting zijn.
Stap 2: Deel deze winst door het vereiste rendement op het eigen vermogen.
De hoogte van het vereiste rendement is gelijk aan de rente die de overnamekandidaat zou kunnen verdienen als hij het bedrijf niet zou overnemen maar het geld gebruikt voor een langlopende risicoloze belegging, met daarbij een opslag voor ondernemers- en brancherisico’s.
Voorbeeld: de ‘normale winst’ van een onderneming, gebaseerd op resultaten uit het verleden en prognoses voor de toekomst, bedraagt 500.000,- per jaar.
Het vereiste rendement op het eigen vermogen is 20%.
Het eigen vermogen is daardoor: 500.000/20% = 2.500.000,-. Over vijf jaar heb je in dit geval het overnamebedrag terugverdiend, omdat de winst 500.000,- per jaar is.
Voordelen rentabiliteitswaarde
- Wanneer de gekozen winst representatief is voor de winst die in de toekomst verwacht is, dus als de onderneming geen structurele groei- of krimpverwachting heeft, kan deze berekening een accurate voorspelling voor de toekomst geven.
Nadelen rentabiliteitswaarde
- Er kunnen discussies ontstaan bij het bepalen van de ‘normale winst’ van het verleden, bijvoorbeeld over de correcties die toegepast kunnen worden om deze winsten te normaliseren.
- Deze methode is kwetsbaar voor fouten omdat het winstbegrip in de teller niet vast gedefinieerd wordt en omdat een vrij willekeurige rendementseis genoemd wordt in de noemer.
Op jouw succes!